Referentie

Thijs van Valkengoed

In september 2006 werd bij mij overtraindheid geconstateerd, een sportieve burn-out. Een van de conclusies van de artsen was, dat deze overtraindheid al jaren daarvoor langzaamaan begonnen was.

Terugkijkend op mijn sportieve loopbaan zijn inderdaad een paar factoren van invloed geweest om de emmer te laten vollopen. In september 2003, ik was toen net 20 jaar, kreeg mijn moeder te horen dat ze borstkanker had en daarvoor behandeld moest worden. “Blijf jij nou maar gewoon lekker zwemmen om je olympische droom waar te maken”, zei ze. Voor mij een extra drijfveer hard te trainen. Ik had dat jaar ook mijn studie aan de Johan Cruyff University tijdelijk stopgezet. In december 2003 kwalificeerde ik mij voor de OS van Athene 2004 en zwom ik zeven Nederlandse records in tien dagen. Denkend dat ik de wereld aan kon, ging ik nog harder trainen. Vanaf zes weken voor de Spelen liepen de trainingen niet meer zo lekker en mijn prestaties op de OS vielen enigszins tegen, hoewel ik wel halve finalist was op de 100 meter schoolslag. Op de dubbele afstand bleek ik ziek en moest ik daarna met hoge koorts een paar dagen in mijn olympische bed doorbrengen. Na de OS begon er een hoop vervelend gedoe rond het zwemteam waarin ik zat (TZA), hetgeen resulteerde in de oprichting van een nieuw zwemteam (Swimteam). Daarnaast pakte ik mijn studie aan de JCU weer op. Ik had nog twee stagejaren te volbrengen. Het eerste stagejaar was nog wel te combineren met topsport, het tweede jaar ging moeizaam. Ondanks meer trainen ging ik “achteruit”. Verder zwom mijn zus sinds 2005 bij mijn oude ploeg TZA. Broer en zus trainend bij verschillende ploegen, maar in de banen naast elkaar, een lastige situatie. Daarom stapte ik in overleg met mijn trainer in januari 2006 over naar de zwemploeg van mijn zus. Helaas had dit niet het gewenste effect. Sterker nog, ik was continu moe en om de haverklap ziek of geblesseerd. Een week voor de start van het nieuwe seizoen (2006/2007) vertelde de trainer tijdens een evaluatie, dat ik niet welkom was bij de seizoensstart. Aan mijn prestaties lag het niet, ik koos in zijn ogen niet goed genoeg voor topsport. Dit was de druppel, die de emmer deed overlopen. Ik was immers al maanden doodmoe, had allerlei blessures en dit kon er echt niet meer bij. Via de huisarts kwam ik bij een sportarts. De conclusie van beiden was overtraindheid. Maanden aangepast sporten volgden en op aanraden van de artsen ging ik ook op zoek naar een sportpsycholoog.

Sandra kende ik van de middelbare schooltijd. Zij gaf ooit een inleiding mentale training op LOOT-school ‘De Rietlanden’ in Lelystad. Dat was goed bevallen en op haar website las ik dat Sandra ook veel met in- en ontspanning deed. Vanaf september 2006 werkten wij samen aan mijn herstel. Ik kon mijn verhaal kwijt en leerde een balans te vinden tussen in- en ontspanning. Langzaam maar zeker ging het steeds beter. Een sportief doel had ik bij aanvang niet, maar de OS 2008 bleef wel door mijn hoofd spoken. Ik wist dat mijn lichaam het zou moeten kunnen, maar wanneer? Het belangrijkste was, dat ik weer op mijn lichaam kon vertrouwen en weer kon doen wat ik vroeger deed, namelijk persoonlijke records zwemmen. In februari 2007 startte ik met mijn zus een tweepersoons zwemploeg en begon ik met trainer Mark Faber de trainingen voorzichtig op te bouwen. In juni werd ik al weer Nederlands kampioen en zwom ik bovendien een limiet voor de EK 2008 in Eindhoven. In december volgden meer nationale titels en opnieuw een startbewijs voor de EK. Langzaamaan kreeg ik mijn zelfvertrouwen terug!

Op de EK in Eindhoven, maart 2008, gebeurde het. Ik wist precies wat ik wilde doen, deed het alleen voor mijzelf, hield mijn spanning onder controle en verbeterde na vier jaar mijn eigen Nederlandse record. Deze tijd betekende bovendien kwalificatie voor de Olympische Spelen van Beijing 2008! Mijns inziens zijn sportpsychologen uiterst waardevol voor topsporters. Wanneer je lid bent van
Joep
Olympische Spelen Athene 2004
Foto: ANP